De Belgische minister voor ontwikkelingssamenwerking, Charles Michel, heeft in Libanon het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr-El-Bared bezocht. Dat kamp werd 2 jaar geleden in de as gelegd door het Libanese leger om de radicale beweging Fatah-al-Islam te verjagen. De heropbouw van het kamp werd meerdere malen uitgesteld, maar kon eind november dan toch van start gaan. Dat is goed nieuws voor de Palestijnse vluchtelingen die na de bombardementen grotendeels werden ondergebracht in omliggende garages en barakken. Bovendien krijgen de vluchtelingen zelf inspraak in de heropbouw, een wereldprimeur.
Beit Atfal Assumoud, een steunproject van Ello, was ook actief in het Nahr El Bared kamp. De organisatie gaf er al sinds 1987 financiële, morele en educationele steun aan meer dan 200 weeskinderen. Hun centrum in het kamp was een thuishaven voor kinderen van alle leeftijden en voorzag ondermeer in beroepsopleidingen, sportactivteiten, internet toegang, recreatie en medische zorg. De heropbouw van het kamp betekent dus ook een nieuwe start voor de organisatie die er hoogst waarschijnlijk terug haar intrek zal nemen wanneer het kamp vorm krijgt.
De vluchtelingen hopen dat de start van de heropbouw ook de werkgelegenheid zal aanzwengelen. Mohammad Eshtawi, een jonge Palestijn die de laatste 2 jaar voornamelijk koffie heeft zitten drinken aan de rand van het kamp getuigt: “We hebben lang gewacht op de heropbouw. Ik hoop dat velen van ons werk vinden in de bouwsector. Het is een werk van lang adem, maar ik hoop dat ook ik en mijn vader tewerkgesteld zullen worden.”
Nochtans blijven vele Palestijnse vluchtelingen sceptisch. Onder andere omdat De ‘United Nations Works and Relief Agency for Palestine Refugees (UNRWA) nog maar een fractie van de benodigde fondsen heeft weten te werven voor de heropbouw en het Libanese leger nog steeds omnipresent is in het kamp.
“This is just the beginning, nothing more. Always we’ve swung between hope and frustration. Living in a very difficult and tiring situation, I’m cautious to feel extremely happy just because they poured some concrete today.” Abu Khaled Freji.